home

Knappe kop: Melanie van den Berg, kapster

Knappe koppen. In OLVG hebben we er genoeg. In deze rubriek maak je kennis met de bijzondere talenten van onze verpleegkundigen, artsen en het ondersteunend personeel. Vandaag stellen we je voor aan Melanie van de Berg, kapster op locatie Oost. Naast haar vaste klantenkring van buiten het ziekenhuis, wast, knipt en kleurt Melanie de haren van patiënten en medewerkers. ‘Patiënten voelen zich weer een beetje mens als ze bij de kapper zijn geweest.’

Heb je bewust gekozen voor een kapsalon in het ziekenhuis?

‘Nee, ik ben er op mijn 19e ingerold. In eerste instantie vond ik het vooral aantrekkelijk omdat ik dan nooit op zaterdag hoefde te werken, maar wat nog fijner bleek: in al die 14 jaar dat ik hier werk heb ik geen dag sleur gevoeld. In eerdere kapsalons voelde ik die wel. Maar hier zijn de mensen en de ziektebeelden zo divers, dat geen enkele dag hetzelfde is. Na enkele jaren als werknemer ben ik in 2018 eigenaresse van de kapsalon geworden.’

Patiënten die kort in het ziekenhuis zijn zullen niet snel naar de kapper gaan. Welke patiënten zie je met name?

‘Ik zie vooral patiënten die met een infectie zijn opgenomen in OLVG. Wie antibiotica krijgt via een infuus, ligt minimaal 7 dagen in het ziekenhuis. Verpleegkundigen hebben geen tijd meer om haren te wassen; patiënten krijgen alleen een soort droogshampoo. Na een week in bed willen de meesten wel even hun haren gewassen en verzorgd hebben; dan voelen ze zich veel meer mens. Ik zie de patiënten er direct van opknappen. Overigens knipten we tot een paar jaar geleden veel patiënten die net een nieuwe heup hadden. Destijds lag je daarvoor 3 weken in het ziekenhuis, nu mag je vaak de volgende dag naar huis. Sowieso liggen mensen korter in het ziekenhuis. Mooi, maar dat kost ons wel klanten.’

Heb je extra cursussen gedaan om patiënten te kunnen knippen?

‘Ja ik heb nascholing gedaan in dermatologie: hoofdhuidproblemen, haaruitvalproblemen. Psoriasis, eczeem: ik vind alles interessant. En ik ben erin getraind om afwijkende plekjes op de hoofdhuid te herkennen. Daarnaast heb ik training gedaan in hoe je omgaat met zieke mensen. Daar heb ik geleerd zorgvuldig te zijn in wat je tegen patiënten zegt. Om iemand gerust te stellen zijn we als mens geneigd te zeggen: het komt wel goed. Maar dat kun je niet zeggen tegen iemand die terminaal ziek is. Of tegen iemand die nog in onzekerheid zit. Het is goed je daar bewust van te zijn.’

Kappers zeggen weleens dat ze ook psycholoog zijn, vanwege de diepe gesprekken die ze met klanten hebben. Hoe is dat voor jou als kapster in het ziekenhuis?

‘Dat ervaar ik zeker. Bij mij kunnen patiënten hun verhaal kwijt. En dat niet alleen: ze mogen huilen, schreeuwen. Laat de emotie er maar zijn, gooi alles er maar uit. Op de afdeling hebben artsen en verpleegkundigen door de zorgdruk niet altijd tijd om lang naar een patiënt te luisteren. Terwijl een luisterend oor essentieel is voor patiënten, ook voor het herstel.’

Je scheert ook de hoofden kaal van patiënten die een chemokuur ondergaan. Hoe is dat voor je?

‘Als 19-jarige vond ik dat heel moeilijk. En nog steeds is het een heftig proces, vooral als het mensen zijn van mijn eigen leeftijd. Onlangs was hier een vrouw met een pasgeboren baby. De baby was eerder gehaald om bij haar de behandeling te kunnen starten. Enorm verdrietig. Toch weet ik dat de patiënt er niks aan heeft als ik mee ga huilen. Daarom zie ik het nu vooral als heel waardevol dat ik iets voor de patiënt kan betekenen. Door het haar eraf halen voordat hele plukken uitvallen maak ik het proces draaglijker. Ook zijn we gespecialiseerd in het aanmeten van haarstukken en pruiken. ’

Knip je eigenlijk ook ziekenhuispersoneel?

‘Jazeker. Ik knip iedereen: van dokter tot patiënt. Mensen van de logistiek, Technische Dienst. Van alles. Dat geeft wel een veilig gevoel, voor als ik ooit zelf iets mankeer: ik heb een goed netwerk, haha. Wist je trouwens dat kappers het meest gelukkig van allemaal zijn? Daar is onderzoek naar gedaan. En weet je waarom? Mensen gaan altijd lachend de deur uit. Ze worden blij van ons.’